14 juni 2023
De internationalisering in het hoger onderwijs is doorgeschoten. Meer dan 40% van de nieuwe studenten aan de universiteit komt nu niet uit Nederland.
Er zijn drie belangrijke redenen voor buitenlandse student om in Nederland te studeren:
Dat derde moeten we vooral behouden. De eerste twee zaken kunnen leiden tot een stelsel dat niet helemaal ingebed is in de Nederlandse samenleving en zelfs tot ontwrichting van het stelsel. Daar kunnen en moeten we actie op ondernemen.
Er zijn zeer goede redenen om Nederlands weer de standaardtaal te maken aan de universiteit. Daarover verscheen vandaag dit lange essay dat ik samen met Welmoed Vlieger en Ad Verbrugge schreef.
Deze blog gaat over de tweede reden: vooral de manier waarop op dit moment de basisbeurs weer ingevoerd wordt in Nederland, maakt Nederland een heel aantrekkelijk studieland voor EU studenten.
Laten we beginnen met het de kosten.
Het collegegeld van € 2.314 is natuurlijk een fors bedrag, maar het dekt maar een klein deel van de kosten voor studenten om te kunnen studeren. De rest van de kosten wordt door de Nederlandse belastingbetaler gedragen. In het Verenigd Koninkrijk waren de kosten voor de Brexit al £9,250 (€10,800). Na de Brexit steeg dat naar £26,200 (€30,600). Dus het was vooral sinds 2010 (toen het collegegeld van £3,000 naar £9,000 per jaar ging) als financieel aantrekkelijker om onderwijs in het Engels in Nederland te volgen.
Nederland maakte het voor de eigen studenten ondertussen moeilijker: In 2015 werd de basisbeurs afgeschaft voor nieuwe studenten. De pechgeneratie, studenten die tussen 2015 en dit jaar begonnen, heeft zonder basisbeurs gestudeerd en hebben vaak een torenhoge studieschuld van tienduizenden euro. Zij krijgen daarvoor een eenmalige compensatie van €30 per maand. Dat is iets meer dan €1.400 euro voor een vierjarige studie.
Vanaf dit jaar is er weer een basisbeurs. Die uitwonende beurs bedraagt in 2022/2023 €439 per maand (inclusief een verhoging voor energiekosten). De beurs is er niet alleen voor Nederlandse studenten, maar ook voor EU-studenten die tenminste 2 dagen per week werken (en misschien zelfs al bij 1 dag werken). Belgische en Duitse studenten krijgen die beurs dus als zij hier werken. Daarbovenop krijgen zij natuurlijk ook de OV-jaarkaart en een aanvullende beurs (als hun ouders een laag inkomen hebben). Tot zover is geen onderscheid, maar wel al de vraag: waarom zou de Nederlandse staat dit moeten betalen, net als de nogal grote impliciete subsidie op het collegegeld?
Maar, Duitse en Vlaamse studenten (twee grote groepen) hebben ook nog recht op 250 euro kinderbijslag per maand (tot leeftijd 24) als zij studeren. Daarmee hebben zij netto 689 euro per maand ondersteuning, een OV-kaart en mogelijk een aanvullende beurs.
Dat betekent dat er een systeem opgetuigd is waarbij studenten uit buurlanden met 1 a 2 dagen werken in volledige onderhoud kunnen voorzien, terwijl we net 8 generaties (jaren) van onze eigen studenten zwaar hebben laten lenen.
Helaas is dit nog niet alles: je mag geen studiefinanciering in twee landen aanvragen (volstrekt logisch). Alleen op het aanvraagformulier staat niet altijd de vraag of je het niet doet. En er is nog geen overeenkomst met buurlanden om gegevens over het ontvangen van studiefinanciering uit te wisselen. Dit is vragen om de problemen.
Het aantal buitenlandse studenten bedroeg ongeveer 120.000. Tien jaar geleden hadden ongeveer maar 1000 buitenlandse studenten recht op studiefinanciering als zij hier studeerden, omdat ze hier werkten. Dat is nu opgelopen naar 10.000. Dat waren de mensen die het aanvragen: studiefinanciering was in de regel alleen de Ov-kaart. Met de herinvoering van de beurs zullen meer mensen het aanvragen.
Dingen die Nederland bijvoorbeeld kan doen of proberen: Nederland kan Vlaanderen volgen en pas na een jaar het recht geven op studiefinanciering. Ook kan Nederland eindelijk eens in Europa gaan vechten voor anticumulatiebepalingen en uitwisseling van gegevens.
Het kan niet alleen: het moet gewoon. Internationalisering is helemaal prima, maar deze gang van zaken kan tot een nog grotere stormloop leiden op ons hoger onderwijs van studenten die hier wel studeren, maar alleen Engels praten en bijna allemaal weer vertrekken. Dat kan niet de bedoeling zijn en daarom zal ik morgen* voorstellen dat minister Dijkgraaf actie onderneemt, zowel op taal als op beurzen niveau.
Is dit alles? Nee. Lees meer feiten in de antwoorden op de Kamervragen. Realiseer je vervolgens ook dat behalve buitenlandse studenten, ook buitenlandse docenten profiteren. Zij krijgen bijna altijd 30% van het salaris belastingvrij wanneer zij aan een Nederlandse universiteit werken en houden netto aanzienlijk meer over dan Nederlandse collega’s.
Deze perverse prikkels moeten stoppen.
*Op 15 juni 2023 vindt er een commissiedebat plaats over de internationalisering in het hoger onderwijs. Deze blog is de kern van mijn inbreng in het debat, mede namens Nicki Pouw-Verweij (JA21) en Caroline van der Plas (BBB).