9 augustus 2022
Aan het begin van het reces kwam veel belangrijke informatie over stikstof na de Kamer, net nadat de regeringspartijen hadden ingestemd met de stikstofplannen.
Allereerst kregen we de berekeningen van minister Kaag, waaruit bleek dat de stikstofplannen van het kabinet misschien wel 42,7 miljard euro kunnen gaan kosten. En er waren goedkopere alternatieven. Die hadden natuurlijk voor het besluit aan de Kamer beschikbaar gesteld moeten worden.
En het kabinet stuurde ook nog een TNO rapport uit april naar de Kamer waaruit bleek dat de stikstofnorm (0,005 mol/ha/jaar) zo streng is dat hij niet te onderscheiden is van statistische ruis. In andere landen is de norm minstens een factor 200 hoger en TNO raadt aan dat ook te doen. Het feit dat het niet van ruis te onderscheiden is in het model, betekent ingrijpende besluiten over bouwprojecten en boeren om basis van iets dan niet van ruis onderscheiden kan worden. Het besluitvormingsproces is hiermee zeer chaotisch geworden en daarvoor heeft het kabinet zelf gekozen. Graag had ik een debat gevoerd. Dat heb ik ook aangevraagd, samen met BBB, maar het werd geweigerd. Daarom is er vandaag een schriftelijke inbreng. Mijn uitgebreide set vragen vind je hieronder:
Het lid Omtzigt wil in zijn bijdrage een aantal zaken aan de orde stellen: het proces tot nu toe, de keuzes die het kabinet gemaakt heeft, het TNO-rapport en verwante zaken.
Vooraf
Het lid Omtzigt maakt zich zorgen over de hoeveelheid energie en discussies die het kabinet en de kabinetsleden besteden aan stikstof. Nederland heeft te maken met meerdere gelijktijdige crises en het heeft er alle schijn van dat het kabinet pas acteert als het met de rug tegen de muur staat. Er lijkt op meerdere dossiers geen sprake van planning, van het opstellen van een langjarig plan dat uiteindelijk leidt tot het oplossen van complexe problemen.
Indien de regering alleen met deze crisis bezig is, is er te weinig tijd/aandacht/geld voor de grote problemen met betaalbare energie en koopkracht.
Het proces tot nu toe
Het lid Omtzigt heeft met stijgende verbazing het hele proces aanschouwd rondom de stikstofplannen. Hij roept in herinnering dat op 1 juli 2021 de wet met stikstofdoelen (de wet stikstofreductie en natuurverbetering) is ingegaan en dat deze wet gesteund is door de regeringspartijen VVD, CDA, CU en D66.
In het regeerakkoord, dat nog geen zes maanden na de ingang van deze wet gepresenteerd werd, zat een aanmerkelijke aanscherping van de doelen: de doelen van 2035 werden naar voren gehaald naar 2030 en er stond een grote pot geld klaar om boeren ongericht te gaan uitkopen.
Dat doel van 2030 lijkt nu een in steen gebeitelde voorwaarde, maar het is evident dat het dat pas sinds kort geworden is. Graag verneemt het lid Omtzigt de reden waarom dat zo gebeurd is en waarom dus het doel van 2030 per se in dat jaar gehaald zou moeten worden
Bij een zeer ingrijpende hervorming van een sector – en dat is toch echt wat hier links- of rechtsom voorligt – is het belangrijk om met de sector en betrokken organisaties om tafel te zitten en moet er sprake zijn van betekenisvolle inspraak. Deze woorden zijn heel bewust zo gekozen omdat het politiek weliswaar het primaat heeft en uiteindelijk een wet kan doordrukken, maar dat kan in de Nederlandse verhoudingen niet nadat er serieus gesproken is met partijen (of vertegenwoordigers van partijen) die geraakt worden door de plannen. En dat hun ideeën en bezwaren serieus gewogen worden en meegenomen worden in de besluitvorming.
Welnu, deze plannen leiden, volgens de in juli openbaar geworden schattingen van het ministerie van Financiën tot het sluiten van circa 11.200 agrarische bedrijven en het krimpen van 17.600 bedrijven. Een veel ingrijpendere operatie voor een sector is moeilijk denkbaar. In het regeerakkoord valt bovendien het volgende voornemen te lezen: “De plannen die wij als coalitiepartijen hebben, zijn niet gerealiseerd in één kabinetsperiode en vragen breed maatschappelijk draagvlak. Daarom willen wij samenwerken met lokale overheden, sociale partners en de uitvoeringsorganisaties”. Het maatschappelijk draagvlak lijkt echter in grote te ontbreken bij dit plan.
Het lid Omtzigt wil graag begrijpen van de regering hoe de regering denkt dat het zo ver heeft kunnen komen. Hij merkt op dat er een breed gedragen plan van de sector lag, duurzaam evenwicht.
Nu kun je veel zeggen van de kabinetsformatie, maar niet dat er onvoldoende tijd voor is uitgetrokken.
Waar is er tijdens de kabinetsformatie of na de kabinetsformatie sprake geweest van serieuze, betekenisvolle gesprekken over een vorm van de huidige plannen over stikstof. Dus met wie is er wanneer over gesproken, wat waren de opmerkingen en wat is er met de opmerkingen gedaan? In een normaal plan van 24 miljard zou er echt sprake geweest zijn van serieuze inputmogelijkheden. Dus plaats van het gesprek, deelnemers (ook als deelnemers weigerden te komen), aard van de bespreking en lessen die (vertegenwoordigers van) de regering getrokken heeft uit het gesprek of opmerkingen die de regering met redenen omkleed heeft afgewezen.
De boerenorganisaties zijn ook kwaad omdat zij het gevoel hebben dat zij de afgelopen 15 jaar keer op keer afspraken hebben gemaakt en dat er keer op keer verwachtingen gewekt zijn, die vervolgens niet zijn nagekomen door de regering. Is de regering bereid om op een rij te zetten welke verwachtingen en plannen er gemaakt zijn (mest, stikstof, nitraat, quota, dierenrechten en meer) die vervolgens gedeeltelijk of niet zijn nagekomen sinds 2010 (regering Rutte-I).
Herkent en erkent de Minister-President de teleurstelling en hoe weegt hij die?
Het lid Omtzigt stelt deze vragen niet per ongeluk: er ligt bij hem een bredere zorg onder deze vragen. Het kabinet en de vier partijen die het steunen lijken bij tijd en wijle zo naar binnen gekeerd en geobsedeerd met hun eigen zeer moeizaam tot stand gekomen compromissen – met rode lijnen en piketpalen voor iedere partij - dat zij vervolgens niet in staat zijn tot betekenisvolle, open gesprekken met andere partijen over reële maatschappelijk problemen en als zij daartoe wel in staat zijn, zijn zij onvoldoende in staat om de gesignaleerde problemen om te zetten in beleid.
Het politieke compromis en piketpalen van politieke partijen lijken zo heilig te zijn geworden dat logische en praktische oplossingen geblokkeerd worden dan wel uit het zicht raken en de situatie eerst jarenlang verder uit de hand moet lopen voor men – noodgedwongen - tot concrete en haalbare oplossingen komt. Het gaat hier om urgente en grote problemen als volkshuisvesting, asielzoekers en de kwaliteit van cruciale publieke diensten als zorg, onderwijs en justitie.
Zelfs wanneer er plannen liggen om taaie problemen op te lossen (het rapport over de arbeidsmarkt, het advies van de Venetië-commissie n.a.v. het toeslagenschandaal, het rapport over Nederland als doorstroomland) worden er geen kansen gegrepen en verzandt de beleidsmachine in zijn geheel.
Herkent het kabinet dit proces en op welke wijze is zij van plan haar werkwijze te veranderen zodat er wel sprake is van betekenisvolle inspraak op het moment dat besluitvorming nog niet definitief is?
Verder is het lid Omtzigt zeer benieuwd naar de notulen van het kabinet van de vergaderingen over stikstof op 10 juni 2022, agendapunt 13b. Natuurlijk moeten die 25 jaar achter slot en grendel blijven, maar het lid Omtzigt wil voorzichtig wel een stelling poneren: er is binnen het kabinet geen sprake van een open en kritische discussie over plannen die naar de Kamer gestuurd worden, ook niet in dit dossier.
Hij verwijst in dit kader naar de notulen rond de kinderopvangtoeslag die openbaar zijn geworden en waaruit een ontluisterend beeld naar voren kwam: verschillende ministers waren geobsedeerd door de houding van Kamerleden hetgeen ten koste ging van de aandacht voor de voorliggende, ernstige problemen rond de kinderopvangtoeslag. Toen Kamerleden bleven doorvragen moesten zij gesensibiliseerd worden. Nu is het in Den Haag geen geheim wat er gebeurt met een Kamerlid dat onvoldoende naar dat soort hints luistert: die komt niet meer op de lijst. Kundige en onafhankelijke Kamerleden die hun werk hiervoor serieus namen, zoals Chris van Dam en Helma Lodders, keerden niet terug op de lijsten omdat de ministers zelf als partijleiding een zeer grote hand in de lijstsamenstelling hebben. Dus hoewel het kabinet viel op het schandaal, raakten niet de ministers hun baan kwijt, maar de Kamerleden die het aangekaart hadden.
Dit is een bijzonder zorgelijke gang van zaken in een democratie. Het gevolg is namelijk dat het niet blokkeren van bepaalde zaken voor coalitiekamerleden gelegen is in het feit dat zij weten dat het – zeker wanneer zij geen krachtige achterban hebben – voldoende is om de volgende keer niet op de lijst te komen. Men doet het voorkomen alsof er sprake is van inhoudelijke instemming, omdat niemand geëscaleerd heeft, maar die instemming is er feitelijk niet, omdat er een afhankelijkheidsrelatie gecreëerd is.
Het feit dat het stikstofkaartje zonder omhaal geaccordeerd is door het kabinet en dat de totaal inhoudsloze brief van minister Staghouwer niet leidde tot het aanhouden van de besluitvorming is geen falen van de twee ministers op het departement van LNV, maar een falen van het gehele kabinet onder voorzitterschap van de minister-president zelf. Dit was overduidelijk zulk broddelwerk dat de interne checks en balances in het kabinet zouden hebben moeten functioneren en ministers in staat zouden moeten zijn om te begrijpen dat de brieven zelf niet voldragen zijn en dus ook in staat zouden moeten zijn om op grond daarvan de besluitvorming aan te houden, zodat de Kamer een voldragen plan krijgt voorgelegd. En Kamerleden van de regeringspartijen hadden niet van te voren een soort instemming moeten geven.
Is het kabinet bereid om de gang van zaken in het kabinet te evalueren en bijvoorbeeld in een hei sessie te spreken op welke wijze interne kritiek van coalitiekamerleden, stakeholders en andere ministers wel serieus op waarde geschat wordt? En is de regering bij uitzondering bereid om ervoor te zorgen dat bovenstaande passage bij alle ministers onder de aandacht gebracht wordt?
Tot slot merkt het lid Omtzigt dat bij het dichtdraaien van de gaskraan in Groningen er te weinig aandacht geweest is voor een energiestrategie over betaalbare energie en leveringszekerheid. De voorgestelde plannen hebben vergaande gevolgen voor de voedselvoorziening. Die moeten in de ogen van het lid Omtzigt in kaart gebracht worden en er moet een voedselstrategie komen (zekerheid en betaalbaarheid). Is de regering bereid om zo’n strategie alsnog op te stellen zo vraagt het lid Omtzigt.
Het mandaat van de heer Remkes
In de Kamer vroegen drie regeringspartijen (VVD, CDA en CU) om een bemiddelaar tussen boze boeren en de regering. De regering herhaalde openlijk dat het beleid – dat niet op wetgeving berust – niet ter discussie staat. Vervolgens werd de heer Remkes – die weliswaar zeer ervaren en kundig is maar ook voorzitter was van het adviescollege stikstofproblematiek - aangewezen als ‘onafhankelijk gesprekspartner’. Hij nodigt allerhande partijen uit voor de gesprekken, echter, er zijn talrijke milieuorganisaties, talrijke zeer kleine boerenorganisaties en maar één relevante partij van ontevreden boeren aanwezig in een gesprek waar maar liefst vier bewindspersonen bij aanwezig zijn. De vraag rijst dus: op welke wijze heeft de heer Remkes een mandaat gekregen? Is de regering bereid om de brief met de opdracht die de heer Remkes gekregen heeft openbaar te maken?
Het is normaal om bij een instelling, iemand een taak, een honorarium, ondersteuning, een deadline en de verplichting tot het uitbrengen van verslag mee te geven. Is de regering bereid het instellingsbesluit van zijn functie – inclusief de taken en verantwoordelijkheden - en alle details zoals opgesomd in de bovenstaande zin – aan de Kamer doen toekomen?
Indien hier niet in voorzien wordt, verzoekt het lid Omtzigt de regering aan dhr. Remkes het verzoek te doen om een verslag uit te brengen van zijn werkzaamheden, een advies uit te brengen en bereid te zijn om de Kamer te woord te staan.
De stikstofplannen van minister Kaag
In een normale wetgevingsprocedure zou de regering eerst een wet moeten indienen, inclusief uitvoeringstoets, begroting, beslisnota’s en meer. Dan zou de Kamer daarover schriftelijk vergaderen en een debat voeren met in principe onbeperkte spreektijden. De regering draaide het om: zij stelde eerst beleid vast en ramde dat door de Kamer en gaf vervolgens de provincies de opdracht het beleid uit te voeren, terwijl het beleid geen wettelijke basis heeft.
Professor Paul Bovend’Eert stelde in het NRC het volgende:
Geen excuus
De handelwijze van de beide bewindslieden komt hierop neer dat van de provincies gevraagd wordt om allerlei besluiten te nemen die op dit moment niet overeenstemmen met het wettelijke uitgangspunt. De vraag is of de bewindslieden wel beseffen dat er voor burgers diep ingrijpende besluiten worden genomen die dus op dit moment geen behoorlijke wettelijke grondslag hebben. Hoe zal de rechter hierop reageren als hem wordt voorgelegd dat overheidsbesluiten een wettelijke grondslag missen? En terzijde: ministers zijn verplicht zich aan de wet te houden. Als zij willens en wetens de wet schenden, maken zij zich schuldig aan een ambtsmisdrijf in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Dat de wet op termijn mogelijk gewijzigd wordt is daarbij geen excuus. Zijn de beide bewindslieden zich hiervan bewust? Dit alles kan, kortom, toch niet de bedoeling zijn?”
Graag ontvangt het lid Omtzigt een reactie op deze zeer duidelijke kritiek.
Bij het ministerie van Financiën zijn ook alternatieve plannen uitgewerkt, zo blijkt uit de memo’s die minister Kaag naar de Kamer stuurde. Zo bevatte de memo uit mei de volgende tabel:
Daaruit blijkt dat er twee alternatieve plannen zijn, die veel minder ingrijpend zijn maar wel de doelen van het kabinet halen. Wat is de reden geweest om deze informatie niet met de Kamer te delen bij de stikstofbrieven, zo vraagt het lid Omtzigt aan het kabinet.
Naast deze berekeningen zullen er ongetwijfeld ook berekeningen zijn gemaakt op het ministerie van LNV. Het lid Omtzigt heeft samen met BBB gevraagd om ook die relevante memo’s evenals de memo’s die de minister-president ontvangen heeft aan de Kamer te doen toekomen. Hij had eigenlijk verwacht dat die memo’s met eenzelfde snelheid naar de Kamer toegestuurd zouden worden (10 dagen) als het de minister van Financiën zou lukken. Is de regering bereid die memo’s per ommegaande openbaar te maken? En zo niet, wat is de reden daarvoor?
Tot slot verneemt het lid Omtzigt graag van de regering hoeveel veehouderijen er totaal zijn in Nederland (rundvee/zuivel, rundvee/vlees, varkens, pluimvee, paarden etc) en hoeveel van deze bedrijven geraakt worden in de drie scenario’s
Dus hoeveel van de bedrijven zijn er per sector en hoeveel van die bedrijven (per sector) worden er geraakt in elk van de plannen.
Het delen van het TNO-rapport met de Kamer
Ook in het reces stuurde de regering een rapport van TNO naar de Kamer over stikstof. Dat rapport was ontluisterend en was al in april 2022 opgesteld. Het was ook de derde versie van het rapport.
a) Het lid Omtzigt verzoekt de regering alle versies van dit rapport naar de Kamer te sturen, inclusief de mails en briefwisselingen tussen TNO en het ministerie over deze rapporten.
In beantwoording op Kamervragen gesteld door de leden Omtzigt en Van der Plas (m.b.t. de opgevraagde berekeningen van het ministerie van Financiën) blijkt dat het kabinet het niet als haar taak ziet ‘niet-gevalideerde’ berekeningen te delen met de Kamer. De berekeningen die gedaan zijn door TNO zijn wel gevalideerd.
b) Het lid Omtzigt wil graag begrijpen waarom ook nu het kabinet ervoor gekozen heeft deze berekeningen/resultaten niet tijdig (d.w.z. ruim vóór het Kamerdebat van 25 juni jl.) te delen met de Kamer.
TNO-rapport inhoudelijk
Uit berekeningen van TNO blijkt dat de rekenkundige ondergrens uitkomt op waarden tussen de 1 en 10 mol/ha/jaar. Er is door het kabinet gekozen voor een ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar. Een verschil van factor 200-2000.
a) Het lid Omtzigt wil graag begrijpen wat de specifieke argumenten van het kabinet geweest zijn om de ondergrens van TNO naast zich neer te leggen en toch te kiezen voor een veel lagere ondergrens. Welke afweging is hier gemaakt?
b) Het lid Omtzigt vraagt de minister of zij erkent dat het kiezen voor een veel lagere ondergrens grote gevolgen heeft voor de vergunningsverlening (in bijvoorbeeld de bouwsector).
Uit het TNO-rapport:
c) Het lid Omtzigt wil begrijpen hoe de keuze van het kabinet om te kiezen voor een ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar zich verhoudt tot bovenstaande zinnen waaruit blijkt dat het model enkel betekenisvolle antwoorden bij een ondergrens van minimaal 1 mol/ha/jaar en dat de ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar zich binnen het ruisniveau bevindt en dus niet onderscheidbaar is van nul.
In het TNO-rapport wordt aanbevolen om bij een eventuele keuze voor een andere (hogere) waarde van de rekenkundige ondergrens te onderzoeken hoe de gevolgen van een hogere ondergrens zich zouden verhouden tot de effecten van de generieke en gebiedsgerichte bron- en natuurmaatregelen die worden getroffen in het kader van de structurele aanpak stikstof
a) Het lid Omtzigt vraagt de regering of deze aanbeveling is overgenomen.
Het lid Omtzigt ziet parallellen met de box-3 benadering. Een ingewikkeld model met fictieve rendementen en veel aannames werd opgetuigd. Dat model sneuvelde uiteindelijk bij de hoge raad waardoor de regering nu miljarden betaalde box 3 belasting moet terugbetalen, niet alleen aan mensen die geen rente op spaargeld kregen, maar ook aan mensen die wel rendement maakten.
Het TNO rapport is heel duidelijk: waarden als 0,005 mol/ha/jaar zijn niet te onderscheiden van statistische ruis. Maar op basis van die zeer lage waarden worden wel ingrijpende besluiten genomen: bouwprojecten of festivals kunnen niet plaatsvinden en boeren kunnen in de toekomst onteigend worden.
Afgezien van of het wenselijk is, ziet het lid Omtzigt een zeer grote juridische kwetsbaarheid. Het gebruik van een zeer ingrijpend middel (het verbieden van een activiteit of zelfs onteigening), terwijl niet vast te stellen is of precies die activiteit leidt tot schade, achteruitgang in een natuurgebied – het is immers niet te onderscheiden van ruis – kan stranden bij de rechter.
De regering antwoord: maar als wij de grens hoger leggen, dan moeten we meer generieke maatregelen nemen om hetzelfde doel te bereiken. Dat kan op zich kloppen, maar dat betekent nog niet dat individuele maatregelen bij de rechter stand zullen houden.
het lid Omtzigt vraag de regering daarom of er een juridsiche analsyse gemaakt is over de houdbaarheid van het model en of er wellicht waarschuwingen zijn dat dit niet het geval is. Hij ontvangt beiden graag. Indien er geen analyse zou zijn, verneemt hij graag waarop de overheid baseert dat het wel houdbaar is.
Vergelijking situatie Nederland met buitenland
Uit onder andere het RIVM-briefrapport en het TNO-rapport blijkt dat men in het buitenland (EU en non-EU) andere normen gebruikt wat betreft stikstof, de staat van de natuur en KDW. Het kabinet beroept zich, bij het vaststellen van de stikstofnormen, vaak op EU wet- en regelgeving. Zo blijkt uit de Kamerbrief ‘Perspectieven voor agrarische ondernemers’ (10 juni 2022, Kamerstuk 22247429) dat er voor de transitie van de agrarische sector ambitieuze doelen zijn vastgelegd, ‘veelal binnen onontkoombare (Europese) wettelijke kaders’. Ook schrijft de minister (m.b.t. het vernieuwingsproces van de agrarische sector): ‘Maar ik wil ook eerlijk zijn: experimenteerruimte is er alleen, als we op koers liggen bij het halen van de ecologische doelen die in harde -kwantitatief vastgelegde- EU-normen (bijvoorbeeld op het gebied van waterkwaliteit) vastliggen en er een veilige marge is om via experimenten aan oplossingen te kunnen werken.’
Deze Europese wettelijke kaders en normen gelden dus voor ieder EU-lid. Vanuit de regering wordt er, naar zowel Kamer als publiek, onophoudelijk gecommuniceerd dat de stikstofdoelen (en volgens de regering ook de stikstofaanpak) juridisch onontkoombaar zijn door EU-wet- en regelgeving. Echter, is er in geen enkel Europees land sprake van een zo groot stikstofprobleem als in Nederland (in veel landen is er niet eens sprake van zo’n discussie). Zou dit wel zo zijn geweest, dan was het stikstofprobleem een continentale aangelegenheid (in 79% van de Europese natuurgebieden worden de KDW’n overschreden. Wanneer we de Nederlandse stikstofaanpak naar Europees niveau zouden vertalen, zou een heel groot deel van Europa in de problemen komen.). Gebieden met een hoge veedichtheid (voorbeelden zijn: Lombardije, Bretagne, Nedersaksen en Denemarken) - situaties vergelijkbaar met situaties in Nederland - kennen eenzelfde stikstofbelasting als gebieden in Nederland. Echter leidt het in deze buitenlandse gebieden niet tot (heel strenge) stikstofaanpak en -doelen.
a) Het lid Omtzigt wil begrijpen op welke Europese wettelijke kaders het kabinet zich beroept bij de stikstofaanpak; (Gewenst antwoord: enkel noemen)
b) Het lid Omtzigt wil begrijpen of er in deze Europese wettelijke kaders gesproken wordt over stikstofnormen en -doelen, stikstofaanpak en KDW’n (en alle andere mogelijke woordvarianten m.b.t. ‘stikstof’);
c) Het lid Omtzigt wil weten van de minister van Financiën, ministers van LNV, ministers van BZK, ministers van EZK en de minister-president
a. Wat de mogelijke (juridische) gevolgen (op nationaal en EU-niveau) zouden zijn wanneer de rekenkundige ondergrens (0,005 mol/ha/jaar) wordt verhoogd;
b. Wat de mogelijke (juridische) gevolgen (op nationaal en EU-niveau) zouden zijn wanneer het politieke besluit om de stikstofreductie in 2030 te halen (i.p.v. 2035) terug wordt gedraaid;
c. Of er (juridische) gevolgen (op EU-niveau) zouden zijn voor derogatiewetgeving wanneer de Nederlandse stikstofaanpak op welke wijze dan ook wordt aangepast.
d) Het lid Omtzigt wil graag weten voor hoeveel procent van de natura-2000 gebieden elk van de landen van Europese Unie stikstofdepositie hebben aangegeven als indicator
e) Het lid Omtzigt wil graag vernemen welke landen kritische depositiewaarden als wettelijk afdwingbaar hebben vastgelegd.
Uit het RIVM-briefrapport van 2021:
“Over het geheel genomen worden berekeningen minder gedetailleerd uitgevoerd dan in Nederland en wordt er minder ver doorgerekend. De aanpak verschilt per onderzocht land tussen een modelmatige grenzen en beleidsmatig gekozen waardes.” Het RIVM geeft dus zelf aan dat de computercapaciteit uiteindelijk de factor geweest is
a) Het lid Omtzigt wil begrijpen waarom berekeningen door onze regering gedetailleerder en verder doorgerekend worden dan in andere landen.
Gevolgen stikstofaanpak
In de beantwoording op Kamervragen van het lid Omtzigt wordt o.a. het volgende gesteld:
Zoals vermeld in het startdocument NPLG kunnen stikstofdoelstellingen per gebied in aanloop naar de definitieve gebiedsprogramma’s worden aangepast aan de hand van nieuwe inzichten. Het gaat dan onder andere ook om de resultaten van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van dit najaar.
Het uitgangspunt van het NPLG is dat er in de gebiedsprocessen juist op regionaal niveau ruimte is voor participatie, bijvoorbeeld over de vormgeving van de regionale doelstellingen, de geografische afbakening en de invulling met maatregelen
IN de gehele beantwoording wordt gesproken over: ‘Richtinggevende reductiedoelstellingen’.
De richtinggevende reductiedoelstellingen zijn echter in kaartvorm gepubliceerd bij de brief van 10 juni en zijn mede de aanleiding voor de zeer gepolariseerde discussie die op gang is gekomen, de vele boerenacties, zorgen en verdriet in boerengezinnen en aanleiding voor het feit dat vele provincies afstand hebben genomen van de brief en kaart (in sommige provincies zelfs met statenbrede meerderheid). In de beantwoording van de vragen wordt meermaals aangegeven dat de uiteindelijke werkelijke doelstellingen nog van vele factoren afhankelijk zullen zijn. Toch wenst het kabinet nog steeds geen afstand te nemen van de kaart met ‘richtinggevende reductiedoelstellingen’, ook niet tijdens het gesprek dat 5 augustus is gevoerd o.l.v. de heer Remkes.
Het lid Omtzigt vraagt het kabinet
a) Of zij erkent dat ze medeveroorzaker is van het in stand houden van de onrust, acties en boerenprotesten in Nederland;
b) Of zij erkent dat er voor haar een grote rol bestaat in het komen tot een aanpak met draagvlak;
c) Of zij bereid is om afstand te doen van de op 10 juni gepubliceerde kaart.
De huidige stikstofaanpak zal grote gevolgen hebben voor de agrarische sector en sectoren die van deze aanpak afhankelijk zijn (veevoersector, transportsector, winkeliers etc.). Het gaat hier niet alleen om mensen die in deze sectoren werken, maar ook hun partners, kinderen en kleinkinderen. De economische, sociaal-culturele en mentale impact zal, als gevolg van de huidige stikstofaanpak, enorm zijn.
Het lid Omtzigt vraagt het kabinet
d) Of er analyses zijn gemaakt door ministeries (of opdracht gegeven is door ministeries) wat betreft de (economische en sociaal-culturele) gevolgen als gevolg van de huidige stikstofaanpak;
e) Wat de kosten-baten analyse van het kabinet is wat betreft stikstofmaatregelen (natuur) t.o.v. andere factoren (economisch, sociaal-cultureel en mentaal).
Berekeningen van het ministerie van Financiën
Minister Kaag (Financiën) stelde laatst in een landelijk dagblad dat zij niks wist van de berekeningen van haar ministerie wat betreft stikstofberekeningen die door haar ambtenaren gedaan waren. Uit later gepubliceerde stukken bleek dat zij wel degelijk op de hoogte was van deze berekeningen.
Het lid Omtzigt wil weten
a) Of de minister (of haar woordvoerder namens haar) aan de telegraaf heeft laten weten: “Kaag wist tot maandag helemaal niet van de berekening” (bron: www.telegraaf.nl/nieuws/1356435670/kaag-over-nieuwe-stikstofberekening-niet-af-en-incompleet)?
b) Of het klopt dat de minister helemaal niets wist van de berekeningen of dat zij wenst dat beeld bij deze te nuanceren?
Het lid Omtzigt heeft kennis genomen van de nieuwe publicatie “Kritische kanttekeningen bij de Nederlandse aanpak van de stikstofcrisis en handreikingen voor oplossingen. Concept.” Prof Dr Han Lindeboom, met bijdragen van Prof Dr Johan Sanders, Dr Marc Jacobs, Prof Dr Ronald Meester, Prof Mr Willem Bruil en Dr Jaap Hanekamp. Deel 2 bij Lindeboom, Sanders e.a. “Hoe komen we uit de stikstofimpasse in Nederland?”
Graag ontvangt hij een reactie op deze voorstellen en een appreciatie van de regering of dit een begaanbare weg is uit de huidige impasse.
Ook verneemt hij graag een reactie op de recente voorstellen van het PBL waarbij de ecologische autoriteit centraal komt te staan en de stikstofdoelen uit de wet gehaald worden op termijn.